Samen sterker in CVI-expertise
Onze therapeuten houden graag de vinger aan de pols en organiseren daarom uitwisselingsdagen over specifieke thema’s. Op het menu in maart: cerebrale visuele stoornis (CVI). De Brailleliga bracht een 120-tal specialisten uit het onderwijsveld samen om bij te leren over deze oogaandoening.
In maart tekenden leerkrachten, schoolondersteuners en ergotherapeuten binnen type-6 onderwijs (buitengewoon onderwijs voor kinderen met een visuele handicap) present bij de Brailleliga voor een interactieve uitwisselingsdag rond CVI (Cerebral Visual Impairment) bij kinderen en jongeren. Het doel? Bijscholen, praktische cases uitwisselen en ervaringen delen met andere experten in het veld. Met gastsprekers als expertisecentrum Koninklijke Visio, Centrum voor ontwikkelingsstoornissen (COS) Leuven en begeleidingscentrum Spermalie, verzamelde de Brailleliga heel wat knowhow onder één dak. Flore Nollet, ergotherapeut bij de Dienst begeleiding en hulp in het dagelijks leven: “De Brailleliga onderhoudt al langer goede banden met verschillende onderwijsinstellingen. Na onze eerdere infosessie over braille merkten we een blijvende vraag naar uitwisseling en bijscholingen over de visuele handicap. De interesse in CVI was groot, dus is het waardevol om zoveel professionals binnen het type-6 landschap samen te brengen om kennis te delen.”
Bij CVI hebben kinderen een afwijkende visuele waarneming, die niet door een oogprobleem of ontwikkelingsstoornis te verklaren is. Het zijn de hersenen die de visuele informatie niet goed of anders verwerken door een al dan niet aantoonbare beschadiging of een aangeboren afwijking. Dit uit zich bij elk kind anders: problemen op het vlak van oriëntatie en het herkennen van gezichten, vormen en prenten, moeilijkheden met de verwerking van complexe visuele informatie, met dieptezicht en met de waarneming van bewegende voorwerpen. Er kan ook een verstoorde oog-handcoördinatie en oog-voetcoördinatie zijn. CVI is naar schatting de meest voorkomende vorm van slechtziendheid bij kinderen (35 %). Maar soms hebben kinderen al een heel traject afgelegd voordat de diagnose kan worden gesteld. Wanneer iemand over bepaalde taken langer doet of zich moeilijk kan concentreren, lijkt het immers logischer om eerst naar andere oorzaken (bv. aandachtstoornis) te kijken, want vaak is er met de ogen zelf niets mis. Kinderen kunnen zich er vaak onbegrepen, gefrustreerd en onzeker door voelen. Ze hebben het gevoel niet mee te kunnen in de maatschappij, ondanks dat ze juist enorm hun best doen door hun zichtproblemen te compenseren.
Bron: Visio
Ruimte voor theorie en praktijk
De aanwezigen wisselden theoretische uiteenzettingen af met belevingsoefeningen om zich in de schoenen van een persoon met CVI te plaatsen. In de namiddag gingen ze in kleine groepjes aan de slag om ervaringen uit te wisselen en concrete tips te delen voor toepassingen in verschillende schoolvakken als aardrijkskunde, wiskunde, lezen en schrijven… “Fijn dat we hier met verschillende collega’s aan kunnen deelnemen. Zo kunnen we achteraf goed uitwisselen. Ik heb heel wat oefeningen ontdekt die we gaan tonen aan leerkrachten. Hen een hele uiteenzetting geven over wat CVI inhoudt is soms minder efficiënt dan eigenlijk 5 minuutjes in de praktijk laten zien waar patiënten tegen aanlopen. Met deze oefeningen verstaan ze het meteen en dat maakt een wereld van verschil in hoe leerkrachten CVI benaderen en toepassen in de klas,” getuigde een schoolondersteuner.